In het jaar 850 is het land in oproer. Karel de Grote regeert wankelmoedig. Zijn vorsten (de spelers) worden eens per jaar (beurt) ontboden, waarbij het door de vorsten gezamenlijk op te lossen probleem wordt aangewezen. Daarna gaan de spelers het probleem (speelkaarten met hongersnood, belastingheffing, oproer of oorlog) oplossen door te bieden met hun bezittingen (speelkaarten met graan, horigen, goud en ridders). De hoogste bieder krijgt een keizerlijk privilege of mag een deel aan de kathedraal bouwen. Want de kathedraal zal vrede brengen.
Daarna kunnen de spelers in actie komen: ze kunnen hoeven bouwen, of ambachtelijke werkplaatsen. Ook kunnen ze onderlinge twisten beslechten door elkanders ridders om te kopen en gebouwen te brandschatten.
Tot slot volgt de inkomstenfase, waarin de spelers keizerlijke zegels krijgen, die belangrijk zijn voor de overwinning. |